3.2.2: 1725 - 1830 - Organisatie drukkerij/uitgeverij


Gegevens over drukkerijen in de Republiek zijn schaars. Waar elders de overheid in verband met de toepassing van censuur de drukkerswerkplaatsen registreerde, gebeurde dat niet in de Republiek waar de censuur minder streng was. Het aantal drukkerijen kan voor de achttiende eeuw soms achterhaald worden via plaatselijke gildenarchieven en/of belastingkohieren. Voor de negentiende eeuw zijn er de gegevens van de Franse enquêtes van 1810-1812 en de patentregisters.

In de zeventiende eeuw hadden de grootste drukkerijen in Amsterdam veel kerkgoed voor het buitenland gedrukt. Die markt kromp in de loop van de achttiende eeuw en de drukkerijen gingen vooral voor binnenlandse opdrachtgevers werken. Druktechnische vernieuwingen waren er in deze periode nauwelijks. In Leiden vervaardigde Johannes Muller sinds 1708 in samenwerking met de firma Luchtmans, stereotypie-uitgaven van onder andere bijbels. Voor de muziekdruk kwam naast de boekdruk de plaatdruk in zwang en vele muziekuitgevers bezaten een eigen plaatpers.

Boekproducenten beschikten steeds minder vaak over een eigen drukkerij en degenen die er een exploiteerden waren meestal belangrijke uitgevers. De meeste uitgevers lieten hun werk drukken bij zelfstandige, merendeels kleine drukkers of bij een van de collega's met een eigen drukkerij. Veel boeken verschenen nog slechts met een uitgeversadres op de titelpagina en zonder colofon met een drukkersvermelding. Nouveautés kwamen zelfs uit zonder expliciete vermelding van de uitgever en gaven enkel stoklijsten met namen van boekverkopers die de uitgave distribueerden.

De recessie in het boekenbedrijf, ingezet omstreeks 1670, kreeg na 1725 een gunstige wending. Het Amsterdamse boekenbedrijf was minder sterk achteruitgegaan dan elders, hetgeen zijn overwicht in de boekhandel had versterkt. Na 1725 nam het aantal boekverkopers en -drukkers toe met uitzondering van een korte abrupte daling in de late jaren veertig. Na een periode van stabilisatie, van 1752 tot 1765, volgde opnieuw groei tot omstreeks 1785. Het laatste decennium van de eeuw vertoonde een sterke teruggang.

Het aantal uitgeverijen dat zich beperkte tot een uitsluitend Nederlandstalig fonds groeide gestaag. Voor de Nederlandse markt werden laaggeprijsde populaire boekjes geproduceerd door gespecialiseerde bedrijven, bijvoorbeeld Jacobus van Egmont en Barend Koene en hun opvolgers in Amsterdam. Het uitgeven van kranten nam een hoge vlucht en sommige bedrijven beperkten zich tot het uitgeven van de krant, zoals dat van De Klopper in Leiden. Het Franstalige boek werd meest uitgegeven, geïmporteerd en verhandeld door gespecialiseerde uitgevers-boekverkopers, maar naar mate de eeuw voortschreed nam hun aantal af.

Omstreeks 1760 werd de scheiding van uitgeverij en boekhandel merkbaar, waaraan mogelijk de opkomst van de commissiehandel heeft bijgedragen. De term 'uitgeven' die in de boekhandel gebruikt werd voor afleveren, kreeg geleidelijk een betekenis die het moderne begrip benaderde. Tezelfdertijd begon de antiquarische boekhandel zich te ontwikkelen tot een zelfstandige tak.

Na de officiële opheffing van de gilden in 1798, probeerde een groep boekverkopers/uitgevers in 1801 tevergeefs de boekhandel op nationaal niveau te organiseren. Pas in 1815, toen 24 boekverkopers een 'Acte van verbindtenis' aangingen ter bestrijding van de nadruk, werd hiervoor de basis gelegd. Dit samenwerkingsverband groeide uit tot de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels die in 1821 haar eerste reglement kreeg. De voor de handel zo belangrijke algemene fondsveilingen werden beperkt tot één per jaar; dit bleef gehandhaafd tot ongeveer 1840.


auteur: H. van Goinga
 
 


Organisatie drukkerij/uitgeverij



plaatpersen

Definitie: handpers voor het afdrukken van gegraveerde platen; waarbij de plaat met daarop een vel papier horizontaal tussen twee boven elkaar geplaatste rollen door wordt geperst, die in beweging worden gebracht met een spakenrad.