|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4.2.11: 1830 - 1910 - Taal/genreAls gevolg van de technische ontwikkelingen, de groei van de bevolking en het verbeterde onderwijs nam de titelproductie in de tweede helft van de negentiende eeuw toe en breidde het aantal genres zich sterk uit. Het populair-wetenschappelijke tijdschrift, de zedenkundige roman en het algemene tijdschrift werden populaire genres en er kwam een nieuwe markt voor schoolboeken, kinderwerkjes en de schone kunsten. Het percentage religieuze titels nam in deze periode af, maar in relatief opzicht bleef het religieuze boek het belangrijkste genre. De titelproductie steeg van ruim 1700 titels in 1850 naar bijna 3000 titels in 1900. Van de 1648 boeken die in 1862 verschenen, waren er 1212 oorspronkelijk en werden er 347 boeken vertaald, het meest uit het Duits (190), het Engels (89) en het Frans (55). Er verschenen in dat jaar slechts 11 boeken in het Latijn. Van de buitenlandse onvertaalde werken las de bevolking vooral Frans (36), gevolgd door Duits (11) en Engels (8). De productie van romans betrof tot de tweede helft van de negentiende eeuw voornamelijk vertalingen (rechtenvrij), daarna kwam de doorbraak van de oorspronkelijke roman. Dit leidde tot de opkomst van de literaire serie in Nederland, die haar succes voor een belangrijk deel te danken had aan de leesbibliotheken. De formule van de literaire serie bouwde deels voort op de al in de achttiende eeuw bestaande uitgaven van literaire verzamelingen in uniforme banden, maar de afzonderlijke delen van de reeks kregen nu een eigen titel. In 1850 was er een tiental literaire series, voornamelijk vertalingen van niet-contemporaine werken. Dit aantal liep tot 1900 op tot een geschat aantal van 300 à 400. Was de standaardoplage in deze tijd 1000 exemplaren, verscheidene contemporaine series verschenen in oplagen van 2000 tot zelfs 10.000 exemplaren. De verschijning van de Nederlandsche muzen-almanak (1819) bij Toen in 1869 de afschaffing van het dagbladzegel een feit werd, nam het aantal kranten en periodieken explosief toe. Nieuwe dagbladen werden in snel tempo opgericht en de bestaande bladen gingen direct over op een vergroting van het formaat en/of een verlaging van de abonnementsprijs; het abonnement van de Nieuwe Rotterdamsche Courant daalde zelfs met circa 50%. Het aantal tijdschriften nam in jaren 1851-1860 met een derde toe van 154 naar 204. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam daar een nieuw type tijdschrift bij, waarin uitsluitend pas verschenen boeken werden besproken. Voorbeelden hiervan zijn De leeswijzer (uitgever W. Gosler) en De portefeuille (begonnen bij uitgever G.J. Thieme). Aan het einde van de negentiende eeuw was de periodieke pers zo belangrijk geworden dat het ten koste ging van de verkoop van het gewone boek. auteur: Chantal Keijsper |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|