1.2.1: 1460 - 1585 - Inleiding


De productie van gedrukte boeken stelde veel hogere eisen op het gebied van organisatie dan het produceren van handschriften, al mag de organisatie van grote scriptoria niet onderschat worden. Het maken van een boek, van welke omvang ook, was door de tijden heen, en is nog steeds, een proces dat afhankelijk is van communicatie, en dat coördinatie vereist. De drukkunst stelde nieuwe eisen aan samenwerking tussen de verschillende personen die bij de productie van een boek betrokken waren.

Organiseren is vooruit denken. Vóór een boek in productie genomen kon worden, diende de drukker-uitgever zich voorzien te hebben van materialen (perkament of papier, gegoten letter, inkt) en het nodige kapitaal om die te financieren. Hij moest beschikken over een of meer drukpersen. Hij moest zetters en drukkers in dienst hebben, op basis van contractuele afspraken, die over de nodige vaardigheid beschikten en op zijn minst zouden blijven tot het werk voltooid was. Hijzelf of zijn meesterknecht moesten zorgen dat deze goed op elkaar afgestemd werkten, en eventueel rekening hielden met de tussenkomst van een corrector. En als begin en eind van dit alles moest de meesterdrukker zorgen teksten ter beschikking te hebben die al deze investering en moeite lonend maakten. Het verwerven van teksten kon een voortdurende zorg zijn, uit bibliotheken die kostbare teksten bewaard hadden, of van auteurs met niet minder kostbare nieuwe teksten.

De overdracht en verbreiding van teksten is een van de voornaamste redenen waarom de productiemethoden van vroege drukken bestudeerd worden. Daarbij is het nodig in detail te treden. Het voorberekenen van een tekst op drukkerskopij, het werk van de zetters, correctie van drukproeven, het werk aan de pers en eventueel ingrijpen tijdens het drukken, het vergaren en bewaren van vellen en ten slotte het verzenden en verhandelen van de boeken kunnen alle sporen achterlaten in de gedrukte teksten die ons overgeleverd zijn.


auteur: L. Hellinga
 
 


Inleiding