3.1.6: 1725 - 1830 - Boekband (incl. boekbinderijen)


De boekband van na 1725 onderscheidt zich niet van die ervoor. De voor de vroegere periode beschreven technieken bleven in gebruik, tot aan 1800. Het belang van de perkamenten splitselband als gebruiksband nam geleidelijk af; de alleen op de rug bestempelde kalfsleren band ging hem vervangen. Halverwege de eeuw kwam de goedkope halve band op, waar de rug en naastliggend gedeelte van de platten, soms ook de hoeken, met een beter materiaal bekleed waren (leer of perkament) en de rest met papier. Rond 1770 kwam de band met vlakke rug terug; de touwen bindingen zijn in zaagsneden verzonken.

De achttiende eeuw betekende een hoogtij voor de luxeband. Bindactiviteiten vonden in bijna elke stad van betekenis plaats, vooral de handelssteden, bestuurscentra en universiteitssteden. De stijl van versieren verschilde per stad, maar volgde bijna altijd het patroon in kaders, de hoeken ervan en het midden, in een veelheid van varianten. Banden uit Amsterdam waren vaak overdadig versierd; men schuwde het gebruik van bijzondere materialen niet, noch uitzonderlijke combinaties of technieken; voorbeelden zijn beschilderd perkament, opleg in papier, een plaatselijk uitgesneden bekleding die een onderliggende tweede toont en de tweelingband, twee bandjes die door een gemeenschappelijk plat aan elkaar vastzitten. Vooraanstaand waren vooral het anonieme atelier dat 'Rozet-dubbelwiegevoetbinderij' is genoemd, Jacobus C. Schoots van Capelle en de (eveneens anonieme) Van-Damme-binderij. De Haagse band wordt eerder door verfijning gekenmerkt. Bijzondere materialen en technieken zijn daar nauwelijks toegepast, maar enkele Haagse binders of binderijen, zoals de (anonieme) Eerste stadhouderlijke binderij, Christiaan Micke en Thomas van Os, hebben het mooiste gemaakt wat we uit die tijd kennen. De boekband in Middelburg deelt karakteristieken met die uit Amsterdam en Den Haag. De belangrijkste binders waren Suenonius Mandelgreen en Jan Dane. In Dordrecht werkte Hendrik de Haas, wiens belang eruit bestond dat hij als eerste de kneepjes van het vak in de Nederlandse taal publiceerde.

Het bakmarmerpapier, in de zeventiende eeuw bij uitzondering als schutblad gebruikt, werd steeds gewoner en sierde op den duur zelfs (goedkope) gebruiksbanden als schutblad of platbekleding. Voor bijzondere stukken beriep men zich op brokaatpapier of sitspapier, waarvan het laatstgenoemde geleidelijk ook gewoner wordt.

Rond 1800 viel de scherpste cesuur die we in de geschiedenis van de boekband kennen; alles veranderde. De techniek met verzonken bindingen verving die met opliggende, waarbij de bekleding niet meer direct tegen de rug geplakt werd, maar tegen een kartonnen rug, die bij het openen van het boek kon loskomen. De rug bleeft vlak of werd van kunstribben voorzien. Bij luxebanden werd marokijn rond 1800 vervangen door saffiaan, een leersoort (meest schaap) met een kunstpersing in streepjes. Sedert het einde van de achttiende eeuw kwam naast de gewone marmering van het kalfsleer ook de boommarmering voor. De sterke hang naar verfijning in de afwerking, die de handboekband tot op heden karakteriseert, is een vroegnegentiende-eeuws verschijnsel.Veel meer dan vroeger is de stijl van versieren geënt op de Franse. Belangrijke binders waren de Amsterdammer Abraham van Rossum en de Hagenaar Willem Carbentus, beiden hofboekbinder en nog na 1830 werkzaam.

De prijsband werd allengs belangrijker en boette in de negentiende eeuw weer aan belang in om rond 1850 te verdwijnen. In de achttiende eeuw zijn er verdeeld over de tientallen Latijnse scholen van de Republiek, duizenden gemaakt; vermoedelijk was zelfs de grote productie van grondig becommentarieerde uitgaven van de klassieke schrijvers in ons land mede gestoeld op de afzet voor dit doel. Aanvankelijk stak deze band uitsluitend in perkament, bij kleine formaten splitselbanden, maar in de loop van de achttiende eeuw schakelden enkele scholen over op kalfsleer en in de negentiende werden het er meer.

De meeste boeken kregen hun eerste echte band in opdracht van de eigenaar, maar in de achttiende eeuw kwam de directe voorloper van de industrieel vervaardigde uitgeversband op. Het eenvoudige papieren bandje was door de uitgever bedrukt met de titel, eventueel een reclame en een sierlijst in hetzelfde zetsel als het boek. Het oudste bekende Nederlandse voorbeeld is van 1764.


auteur: Jan Storm van Leeuwen
 
 


Boekband (incl. boekbinderijen)



tweelingbanden

Definitie: twee bij elkaar behorende banden, die met elkaar hetzelfde achterplat delen; de frontzijde van de ene band grenst daarbij aan de rug van de andere.