1.1.4: 1460 - 1585 - Formaten/vormgeving van de tekst


De eerste gedrukte boeken, de vroegste incunabelen, waren nauwelijks te onderscheiden van hun handgeschreven soortgenoten. De teksten werden gedrukt in lettertypen die imitaties waren van het schrift van contemporaine professionele schrijvers. Afbeeldingen, initialen, paragraaftekens, hoofdstuktitels, kopregels en alle andere zaken die we op de vijftiende-eeuwse bladspiegel aantreffen, werden ook in de vroegste gedrukte boeken nog door specialisten met de hand aangebracht. In de loop van enkele tientallen jaren ging men deze elementen typografisch weergeven. Afbeeldingen die oorspronkelijk in het boek werden getekend of geschilderd, werden vervangen door houtsneden; sierletters werden in hout gesneden of in lood gegoten en samen met de gewone letters afgedrukt. De verwijstekens waarmee werd aangegeven dat een nieuwe paragraaf begon, werden niet langer in rood of blauw in de tekst aangebracht, maar maakten plaats voor gedrukte paragraaftekens of voor wit. Duidelijke hoofdstuktitels, sprekende kopregels en paginering verschaften het gedrukte boek een heldere structuur.

Nieuw was de titelpagina die in de jaren tachtig van de vijftiende eeuw in de Nederlanden werd geïntroduceerd. De vroegste drukken kenden - net als handschriften - de titelpagina niet. In plaats daarvan begon de eerste bladzijde van het boek met de vaste aanhef: incipit, 'Hier begint...'. Gegevens uit incipit en colofon werden langzamerhand verplaatst naar de titelpagina.

Ook al kwamen er kleinere formaten voor, er bestond een duidelijke voorkeur voor grotere formaten.

De meeste overgeleverde zestiende-eeuwse boeken zijn, als we ze naast hun voorgangers zetten, klein van formaat. Dat heeft te maken met een groeiend maar minder kapitaalkrachtig leespubliek dat wel wilde lezen, maar geen grote prachtwerken kon of wilde betalen. Voor een deel hing het echter ook samen met een nieuwe functie van het gedrukte woord. Het boek vervulde in de tumultueuze Nederlanden in deze eeuw voor een deel een andere rol dan in de vijftiende: verbreider van nieuwe ideeën op godsdienstig en maatschappelijk terrein, en propaganda-instrument.

De zestiende-eeuwse typografische vormgeving werd gekenmerkt door consolidering én door het experiment. De onderdelen waaruit de bladspiegel was opgebouwd, waren aan het begin van de eeuw gestandaardiseerd. De opbouw van de titelpagina was min of meer uniform, in vrijwel alle boeken vinden we sprekende kopregels, marginalia, paginacijfers, verwijzingen, bladwachters en indices.

Geëxperimenteerd werd er met lettertypen. Zo ontstond, naast de gotische letter, de romein en de cursief, de civilité, een lettertype dat was gebaseerd op een cursieve schrijfletter die op de Nederlandse scholen werd onderwezen en die tot ver in de achttiende eeuw zou worden gebruikt.

Veel drukkers die aan het eind van de zestiende eeuw in de Noordelijke Nederlanden werkzaam waren, waren vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden. De vormgeving van deze zuiderlingen was sterk beïnvloed door Franse voorbeelden. De Franse invloed bleek bijvoorbeeld uit een heldere en verzorgde paginaopmaak, de fraaie initialen waarop vaak mythologische scènes waren afgebeeld. Uitzonderlijk was de productie van de pers van de Leidse stadssecretaris Jan van Hout die op het stadhuis was gevestigd en gebruikt werd voor overheidspublicaties. Al zijn drukwerk was gezet in een elegante civilité.


auteur: P. Dijstelberge
 
 


Formaten/vormgeving van de tekst



sierletters

Definitie: voor decoratie bedoelde sierlijke, vaak cursieve variant van een normaal lettertype.