|
|||||||||||||||||||||
|
3.1.4: 1725 - 1830 - Formaten/vormgeving van de tekstEen Nederlander uit het midden van de zeventiende eeuw zou niets vreemds hebben gezien aan de boeken die een eeuw later te koop waren, zo gering waren de veranderingen en vernieuwingen op het terrein van de vormgeving over een periode van meer dan honderd jaar. De teksten waren nog altijd opgemaakt in romein en cursief en versierd met initiaalletters en ornamenten. Alleen de gotische letter die voor een deel van het zeventiende-eeuwse drukwerk werd gebruikt, was grotendeels verdwenen en handhaafde zich nog slechts in goedkope volksboekjes. De achttiende-eeuwse initiaalletters en ornamenten vertoonden nog altijd de afbeeldingen die rond 1600 vanuit het zuiden in Nederland werden geïntroduceerd, maar waren door veelvuldig kopiëren sleets en lelijk geworden. Pas rond 1750 verdwenen ze bijna volledig, om plaats te maken voor versieringen die uit typografische lijntjes en bloemen waren opgebouwd (rococo, invloed van Fournier). De opmaak, de manier waarop de informatie in een boek wordt gepresenteerd, week in de achttiende eeuw nauwelijks af van wat eerder de gewoonte was, al werd het drukwerk voor het overgrote deel veel slordiger uitgevoerd. Aan het eind van de zeventiende eeuw zorgden uit Frankrijk gevluchte hugenoten nog voor een kwaliteitsimpuls, die echter snel wegebde. Hun strenge en verzorgde vormgeving loopt vooruit op de latere achttiende-eeuwse typografische vernieuwingen. De sterke kwaliteitsvermindering van een groot deel van het boekproductie werd vooral veroorzaakt door een segmentering van de markt. Het alledaagse pamflet, liedblad of goedkope boek werd steeds goedkoper geproduceerd en daarmee ontstond het voddige, slecht verzorgde drukwerk dat karakteristiek zou blijven voor deze genres tot de komst van nieuwe typografische technieken ver in de negentiende eeuw. Het kostbare boek bleef onverminderd van de hoge kwaliteit die in de zeventiende eeuw gemeengoed was voor de meeste boeken. Weinig algemeen, maar daarom niet minder interessant, is de doorwerking van buitenlandse vernieuwers als de Engelsman Baskerville, de Fransman Didot, en de Italiaan Bodoni. De door hen voorgestane neoclassicistische vormgeving van letters en pagina's betekende een radicale breuk met het verleden. De breed opgezette, composiete vormgeving maakte plaats voor de rijzige, strenge bladspiegel van de late achttiende eeuw. Daarin was geen plaats voor ornamenten, hoogstens voor een enkele lijn of voor spaarzame fleurons, die vaak niet groter waren dan de broodletter. De door lord Stanhope uitgevonden ijzeren pers maakte het mogelijk grotere vellen te bedrukken. Een langwerpig octavoformaat verving het bredere kwarto als het standaardboekformaat. Deze strenge stijl werd na de val van de Republiek der Verenigde Nederlanden algemeen in de Nederlanden. auteur: P. Dijstelberge |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|