|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4.4.7: 1830 - 1910 - Overlevingskansen van het boekOok in deze periode bedreigden invloeden van buitenaf zoals intensief gebruik, slechte bewaaromstandigheden, ongedierte, geweld en rampen de bewaarkans van het boek. Daarnaast oefenden factoren die samenhingen met de wijze waarop boeken werden geproduceerd hun invloed uit: het gebruik van bepaalde inktsoorten en papier, de bindwijze. Lange tijd vormden deze bedreigingen een vrij constante factor in de marge van de geschiedenis van het boek, maar vanaf het midden van de negentiende eeuw veranderde dit radicaal door een ingrijpende ontwikkeling in de productie van papier Tot circa 1840 werden boeken op lompenpapier gedrukt. Lompenpapier heeft een stevige structuur en daardoor een hoge mate van duurzaamheid. Door de schaalvergroting van de productie van boeken in de negentiende eeuw, die samenhing met de mechanisering van het drukprocédé, steeg de vraag naar papier explosief. Omdat er onvoldoende lompen beschikbaar waren om aan deze vraag te voldoen, werd er gezocht naar een alternatieve grondstof voor papier. Na tal van experimenten met verschillende plantaardige vezels, bleek uiteindelijk hout het meest geschikt. Hout bevat echter lignine, een stof die onder invloed van lucht en licht chemische veranderingen ondergaat die leiden tot verzwakking van de structuur van het papier. Bovendien werden in de papierfabricage in toenemende mate agressieve chemicaliën gebruikt, zoals aluin en chloor, die tot verzuring van het papier leidden en het verval versterkten. Dit zwakke houthoudende papier was extra kwetsbaar voor invloeden van buitenaf, zoals slechte bewaaromstandigheden, milieu-invloeden en gebruik. Het effect hiervan was dat het papier verbruinde, bros en breekbaar werd en uiteindelijk door intern verval uit elkaar viel. Onderzoek heeft uitgewezen dat papier uit de jaren 1840-1950 er het slechtst aan toe is. Het dieptepunt ligt in de periode 1870-1900. In de negentiende eeuw waren er al diverse signalen dat het met de duurzaamheid van het papier niet goed zat. Helaas vonden deze weinig weerklank. Het behoud van gedrukte teksten op lange termijn was geen economische factor. Papierfabrikanten, drukkers en uitgevers hadden er geen belang bij. Het duurde tot de jaren zestig van de twintigste eeuw totdat in bibliotheken en archieven de werkelijke omvang van het probleem zichtbaar werd. Van de naar schatting 200.000 boektitels die in de negentiende eeuw zijn geproduceerd, bevinden zich er nog ruim 165.000 in Nederlandse bibliotheken. Daarvan worden er ongeveer 125.000 direct bedreigd. In bibliotheken en privé-collecties werden de zeventiende- en achttiende-eeuwse titels met meer zorg omringd dan de eigentijdse collecties. Voor bepaalde categorieën drukwerk, zoals kranten, populaire tijdschriften en triviaallectuur gold dat zowel bij de productie als bij de consumptie het behoudsaspect geen enkele rol speelde: ze werden op het slechtste papier gedrukt en door bibliotheken niet of nauwelijks verzameld. Het feit dat Nederland ook in de negentiende eeuw geen wettelijk depot kende, speelt hier eveneens een rol. Van dit soort materiaal is - ondanks de hoge oplagecijfers - relatief het meeste verloren gegaan. auteur: I.A.M. Verheul |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|