4.3.7: 1830 - 1910 - Handel met het buitenland


Aan de handel met het buitenland is voor deze periode tot nu toe weinig systematisch aandacht besteed. Het algemene beeld is, dat ons land aan het begin van deze periode vooral produceerde voor de binnenlandse markt. De productie van boeken in vreemde talen als het Frans en het Latijn was na de Franse tijd zo goed als tot stilstand gekomen. Van grootschalige export van Nederlandstalige boeken kon, vanwege de taalbarrière, geen sprake zijn. Die afzet vond met name plaats naar landen en gebieden waar Nederlands werd gesproken (Zuid-Afrika) of zich grote groepen Nederlanders bevonden (Nederlands-Indië). Zo probeerde de Haagse uitgever Koenraad Fuhri in Batavia een Nederlandse boekhandel van de grond te krijgen en had A.W. Sijthoff contacten met Zuid-Afrika (via J.C. Juta & Co). In Nederlands-Indië liep de export vooral via vertegenwoordigingen op Java, die boeken voor de ambtenaren wensten. Ook naar Nederlandse landverhuizers in Noord-Amerika (onder meer Michigan) vond aanzienlijke export plaats, vooral orthodoxe stichtelijke lectuur, volksboeken en kinderboeken.

De handel met België was steeds moeizaam en, ook voor het Nederlandstalige boek, nauwelijks van betekenis, incidentele contacten daargelaten. Pas de in 1892 op initiatief van de Nederlandse Uitgeversbond opgerichte firma De Nederlandschen Boekhandel (Antwerpen) zou een periode van structurele verbetering inluiden voor zowel de Vlaamse boekhandel als de Nederlandse uitgevers.

De handel met landen als Frankrijk, Duitsland en Engeland betrof vooral import van buitenlandse werken, en in veel mindere mate de export van Nederlandstalige werken. Een groot probleem was de in Nederland verschenen titels in het buitenland bekend te maken. In de tweede helft van de eeuw beginnen buitenlandse boekhandelsbladen als The publisher circular en The bookseller enige aandacht aan Nederlandse titels te besteden. Ook presentaties op internationale tentoonstellingen (Londen 1851, Philadelphia 1875) werden beproefd.

De buitenlandse boeken kwamen zelden direct, maar meestal door tussenkomst van gespecialiseerde importeurs naar de individuele boekhandelaars. Een toename van 149% van werken uit Engeland tussen 1847 en 1870 is met name te danken aan groter wordende bekendheid met het Engels, vooral door de invoering ervan in het middelbaar onderwijs. Speciale importfirma's als Jac. G. Robbers en Kirberger & Kesper bestreken aan het eind van de eeuw grotendeels de Nederlandse markt voor het Engelse boek. Hoewel de exportcijfers naar Engeland en de Kaap een groei van 528% laten zien, zijn ze geflatteerd, aangezien hier boeken werden geëxporteerd die in feite als scheurpapier moeten worden aangemerkt, bestemd voor de papierfabrieken.

Import vanuit Duitsland betrof, naast Duitstalige werken, vooral Griekse en Latijnse wetenschappelijke werken en titels uit andere Europese landen die via de Leipziger Buchmesse binnenkwamen. In Nederland zelf vestigde zich een aantal buitenlandse boekhandels zoals F.A. Brockhaus (Duitse boeken).

De buitenlandse contacten liepen ook hier vooral via depots in buitenlandse steden (Leipzig, Brussel) of via directe relaties met firma's in Londen. Anno 1853 hadden 18 Nederlandse boekhandelaars een correspondent in Leipzig, in 1863 was dit aantal gestegen tot 28. De export van boeken naar het buitenland nam in volume langzaam toe: 1846: 111.403, 1857: 184.142, 1859: 208.518. De aard van deze werken was vooral wetenschappelijk. Met name uitgeverijen als E.J. Brill in Leiden (Grieks, Latijns, Hebreeuws), en W. Nijhoff in Den Haag speelden als boekenexporteurs een vooraanstaande rol. Ook twee- of meertalige woordenboeken en spraakkunsten vonden hun weg naar het buitenland evenals het antiquarische boek, dat, dankzij iemand als Frederik Muller, tot een heel eigen tak van export zou uitgroeien. Zijn veelal gespecialiseerde catalogi werden internationaal verspreid.

Behalve in boeken bestond er ook een levendige handel met het buitenland in illustraties, onder meer houtgravures en lithografieën.


auteur: B.P.M. Dongelmans
 
 


Handel met het buitenland



houtgravure

Definitie: 1. hoogdruktechniek waarbij met een burijn in kops hout de niet tot het beeld behorende delen worden weggestoken, en waarbij met in fijne lijnen uitgevoerde arceringen halftonen kunnen worden gesuggereerd.
2. prent volgens deze werkwijze vervaardigd.