4.1.5: 1830 - 1910 - Illustraties en decoratie


Op het gebied van de illustratie van boeken en tijdschriften is er aan het begin van de negentiende eeuw een belangrijke techniek aan het scala van mogelijkheden toegevoegd: de lithografie of steendruk. Deze techniek, uitgevonden door Alois Senefelder in München aan het einde van de achttiende eeuw, zou in een periode van ongeveer dertig jaar uitgroeien tot een van de meest veelzijdige druktechnieken. Het grote voordeel van de lithografie boven de bestaande technieken was de mogelijkheid voor de illustrator om direct op de steen te tekenen. Illustratoren als Alexander Ver Huell (1822-1897) en Charles Rochussen (1814-1894) maakten een gretig gebruik van deze nieuwe vrijheid en werden daarmee onafhankelijk van de interpretatie van de reproductiegraveur. Bovendien bleek de techniek buitengewoon geschikt voor de kleurendruk, tot dan een vrij omslachtige techniek, reden waarom men voorheen illustraties vaak met de hand liet inkleuren.

Omdat het drukken van een litho sneller en gemakkelijker was dan het drukken van etsen of gravures, verdween ook de titelgravure van het toneel en werd aanvankelijk vervangen door een gelithografeerde titelpagina. Lettergieterijen brachten als antwoord daarop een zo groot assortiment sierletters uit, dat een aparte drukgang voor de gedecoreerde titelpagina niet langer nodig was.

Rond 1820 deed ook de houtgravure haar intrede in Nederland. Deze techniek, een belangrijke verbetering van de houtsnede, maakte een veel gedetailleerder afbeelding mogelijk. Zeker waar het aankwam op de nauwkeurigheid van de illustratie zou de houtgravure een belangrijke rol gaan spelen in de verluchting van boeken en tijdschriften. Graveurs als Alexander Cranendoncq (1799-1869) en Willem Bal (1808-1897) zorgden voor een gestage stroom van kwalitatief goede illustraties, terwijl uitgevers als Fuhri en Sijthoff een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van deze techniek leverden.

Behalve de lithografie en de houtgravure vonden er in de eerste helft van de negentiende eeuw nog twee belangrijke ontdekkingen plaats die van grote invloed zouden zijn op de ontwikkeling van de illustratietechniek: de galvanoplastiek en de fotografie, beide in 1839. De galvanoplastiek werd de voorloper van de 'clip-art', het kant-en-klare plaatje dat door iedereen gebruikt mocht worden. De mogelijkheid om door middel van de galvanoplastiek houtgravures te vermenigvuldigen betekende tevens een grote stimulans voor de internationale handel in afbeeldingen. Met name in het geïllustreerde tijdschrift werden 'galvano's' als goedkope oplossing gebruikt.

Voordat de fotografie op grote schaal benut kon worden als boekillustratie, zou deze techniek eerst geschikt gemaakt moeten worden voor het vervaardigen van drukvormen. Achtereenvolgens kwamen procédés tot stand als fotolithografie (1855), lichtdruk (1868), lijncliché (omstreeks 1870) en heliogravure (1879), die voor een belangrijke verbetering in de kwaliteit van de reproductie zorgden. De aanvankelijke moeilijkheden met de weergave van grijstinten in de boekillustratie werd door de uitvinding van de autotypie (1882) tot een acceptabele oplossing gebracht.

Behalve door middel van illustraties had de uitgever nog een middel om zijn producten aantrekkelijker te maken: de luxe-editie. Naast de 'volksuitgave' bracht hij voor de meer gefortuneerde koper een editie uit op beter papier, in groter formaat, met goud op snee en soms buitengewoon luxe gebonden.


auteur: J. de Zoete
 
 


Illustraties en decoratie



fotografie

Definitie: kunst en techniek om door chemische inwerking van licht op een lichtgevoelige plaat of film afbeeldingen te maken.