|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2.1.3: 1585 - 1725 - Papier (incl. productie, watermerken, papierhandel)De val van Antwerpen in 1585 vormde het begin van een periode van grote papierschaarste in de Noordelijke Nederlanden. De Spanjaarden bezetten de Zuidelijke Nederlanden en blokkeerden alle handelsroutes tussen Frankrijk en het Noorden. Tot dat moment was Frankrijk voor de Nederlandse markt de belangrijkste producent van papier. De stad Troyes fungeerde hierbij als centrale stapelplaats. Naast dit 'Troys' papier werd in mindere mate ook papier aangevoerd door Italiaanse reizende handelaars, het zogenaamde 'Lombards' papier. Ten slotte kwam ook een klein gedeelte uit Zuid-Duitsland, vooral uit de streken langs de Rijn. Hollandse handelaars die gewend waren papier te kopen op de Frankfurter Messe bliezen vervolgens de zieltogende Zwitserse papierindustrie, met Basel als voornaamste centrum, nieuw leven in. Voor het Oost-Franse papier groeide Straatsburg uit tot een belangrijk centrum. In het begin van de zeventiende eeuw werd het overgrote deel van het in Nederland gebruikte papier dan ook uit Zwitserland, Oost-Frankrijk en Zuid-Duitsland aangevoerd. Het transport vond plaats per schip over de Rijn, vrij van Spaanse belemmeringen. De 'Compagnie van Duitsche Papieren' van de Amsterdamse koopman Direct na de val van Antwerpen werden in de Nederlanden pogingen gedaan lokale papiermolens op te richten. Het benodigde schone water was ruim voorhanden doch het ontbrak aan energie om de hamerbakken aan te drijven. Alleen aan de rand van hogergelegen gebieden, zoals de Veluwe, kon aan snelstromende beekjes voldoende kracht worden ontleend om kleine molens te laten draaien. De windmolen als energiebron was pas in de loop van de zeventiende eeuw sterk genoeg om in de papierindustrie te worden toegepast. Na 1648 barstte de Franse papierexport naar de Nederlanden los en verdrong in korte tijd de inmiddels te dure Zwitserse productie. Nederlandse papierkooplieden, de zogenaamde 'factors' hadden in de tweede helft van de zeventiende eeuw een stevige vinger in de pap bij de Franse papierindustrie. Bekende factors waren onder anderen Hoe ingrijpend de rol van de Nederlandse papierhandel in Frankrijk was, blijkt onder meer uit het gebruik van het watermerk 'Wapen van Amsterdam'. Papier met dit watermerk werd in Frankrijk 'Papier Stradam' genoemd en het was minstens zo bekend als papier met watermerk 'Zotskap of Straatsburgse lelie in wapenschild'. De namen van de factor en/of de papiermaker (ook wel papierfabrikeur genoemd) werden in het watermerk dikwijls met initialen aangegeven. Initialen van beroemde papiermakers, zoals I.V. ( In de loop van de zeventiende eeuw verwierf de Veluwse papierproduktie eveneens een aanzienlijk deel van de Nederlandse markt. Omstreeks 1675 raakte ook de windmolen als energiebron voldoende ontwikkeld om mee te doen in de papierindustrie. In de Zaanstreek ontstond vervolgens een molenpark dat aan het eind van de eeuw een snel groeiend deel van de nationale papierbehoefte voor zijn rekening nam. Daarbij waren ook technische vernieuwingen, zoals het installeren van de Hollander in plaats van de oude hamerbakken, van groot belang. De Franse import kreeg een geduchte concurrent. De wit-papierproductie in de Zaanstreek groeide in de periode 1680-1700 van 200.000 kilogram tot 700.000 kilogram. De herroeping van het Edict van Nantes (1685) betekende een dramatische inkrimping van de Hollandse invloed op de Franse papierindustrie. Deze ontwikkeling viel echter samen met de snelle opkomst van de Zaanse papierindustrie, zodat per saldo de nationale papiermarkt in de periode tot 1725 verdeeld werd tussen zuiver Frans papier en Nederlands papier, voor het grootste deel afkomstig uit de Zaanstreek. auteur: Th. Laurentius |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|