1.3.2: 1460 - 1585 - De boekwinkel, zijn inrichting en functie


Over de inrichting en functie van de boekwinkel in de periode 1460-1585 zijn we slecht geïnformeerd. Beeldmateriaal uit deze periode ontbreekt geheel en ook schriftelijke bronnen zijn summier. De beschrijving van de inventaris van de in 1459 overleden Deventer boekverkoper Wolter de Hoge biedt enig inzicht. Uit deze inventaris blijkt dat hij niet alleen boeken verkocht, maar ook zaken als griffels, kammen, sluitspelden en paternosters. Bovendien had hij zo'n 300 heiligenprenten op voorraad. Uit de aanwezigheid van een korf valt op te maken dat hij als marskramer langs de deuren trok om zijn goederen aan de man te brengen en niet (alleen) vanuit een winkel werkte.

De beschrijving van de boekverkoper in het Livre des Mestiers sluit hierbij enigszins aan. Volgens deze bron verkocht 'Goris de liberaris' naast boeken, ganzen- en zwanenpennen en verschillende soorten perkament. Goris had dus een kantoorboekhandel.

Over de boekwinkel van de grote Antwerpse uitgever Christoffel Plantijn (1520-1589) weten we iets meer. Tussen 1563 en 1567 had Plantijn twee assistenten in dienst die verantwoordelijk waren voor de controle van de ingekomen boeken, de administratie van de in- en uitgaande zendingen en de vrachtbrieven. Bij deze werkzaamheden hadden ze hulp van vier andere personeelsleden. Bovendien diende de boekwinkel als ontvangstruimte voor de handelaars en boekverkopers.

Daarnaast werden in de boekwinkel natuurlijk boeken aan particulieren verkocht. Deze winkelverkoop was qua omvang relatief bescheiden ten opzichte van de grootschalige verkoop aan andere boekverkopers. Het belang ervan was gelegen in het feit dat in de winkel contant werd betaald en niet op rekening werd gekocht.

De inrichting en functie van de boekwinkel in deze periode kunnen we daarnaast afleiden uit de plaats die de boekwinkel in deze periode innam binnen de totale boekhandel. Iedere uitgever verkocht in zijn boekwinkel de boeken die hij zelf had gedrukt of had laten drukken. De rest van het assortiment werd voornamelijk bepaald door de ruilhandel van de uitgevers onderling. In het algemeen werden boeken uitgewisseld, maar regelmatig dienden ook andere producten, zoals laken als ruilmiddel.

In de gemiddelde boekwinkel moeten naast andere handelsgoederen, gebonden en ongebonden exemplaren van uitgaven uit de eigen drukkerij en ongebonden uitgaven van andere uitgevers aanwezig zijn geweest. Iedere boekverkoper was vaak ook boekbinder en daardoor behoorden boekbindersmaterialen tot de winkelinventaris.

Daarnaast waren er boekverkopers die zich niet met drukken en uitgeven bezighielden. Dit beeld komt naar voren uit de inventaris van de Leuvense boekverkoper Hieronymus Cloet uit 1543. In een ruimte van ongeveer vijf meter diep had hij 859 verschillende titels te koop in 2546 exemplaren, waarvan de meeste gebonden. Op basis van de titels met een impressum zien we dat Cloet boeken betrok uit de Nederlanden en het Duitse en Franse taalgebied. Slechts vier boeken kwamen uit Italië. Met uitzondering van bijna vijftig titels uit 1520 en vroeger dateren verreweg de meeste uitgaven in de winkel na 1536: de voorraad was dus actueel.


auteur: P. Franssen
 
 


De boekwinkel, zijn inrichting en functie



boekhandelaars

Definitie: iemand wiens beroep het is boeken te verhandelen.



debitanten

Definitie: benaming voor iemand die uitsluitend een boekwinkel heeft en zelf geen boeken uitgeeft, in de 19e eeuw ontstaan om het onderscheid met de de term 'uitgever' zichtbaar te maken.



drukkers-uitgevers

Definitie: iemand die beroepshalve boeken uitgeeft, drukt én verkoopt. In de eerste eeuwen na de uitvinding van de boekdrukkunst was een uitgever vrijwel altijd tegelijkertijd ook drukker of boekverkoper; pas vanaf het begin van de 19e eeuw leidde toenemendespecialisatie binnen het boekenbedrijf tot het huidige onderscheid in beroepsgroepen.